27 september 2010

I am

Aan het slot van zijn boek Het einde van je wereld, staat een lang interview met Adyashanti (1962 – zie foto). De interviewer stelt Adyashanti onder andere deze vraag: “Je stelde voor dat we onszelf de vraag stellen: ‘Wat weet ik zeker?’ Ik zou deze vraag aan jou willen stellen. Is er iets dat je zeker weet?”

Adyashanti antwoordt: “Alleen dat ik ben; dat is alles. Only that I am. Ik weet dus maar één ding. Daarom ben ik in veel opzichten de domste mens op aarde. Letterlijk. Al het andere is wat mij betreft in een staat van beweging en onzekerheid. Over al het andere dromen we slechts dat we het weten. Ik weet niet wat er zou moeten gebeuren. Ik weet niet of we evolueren of terugvallen; ik weet daar niets van.

Maar de kwestie is, ik weet dat ik het niet weet. En in tegenstelling tot wat je zou denken, heeft die wetenschap me niet krachteloos gemaakt. Ik ben niet in een grot in de Himalaya of alleen maar op de bank gaan zitten en heb gezegd: ‘Afijn, er is voor mij niets te doen, want ik weet niets.’

Integendeel – het leven heeft een rol te spelen via mij, en daarom speel ik die rol. Ik ben één met de rol die het leven via mij speelt. De rol verandert voortdurend, elk moment, maar daar ben ik juist één mee. Ik twist niet langer met het leven – het mag zijn rol spelen via mij, en nu mag het zijn rol spelen met instemming, in plaats van met ruzie. En het lijkt wel alsof de rol die het leven via ons speelt heel bevredigend is wanneer we in de hoogste staat van overeenstemming zijn. Die rol is letterlijk alles wat we ooit wensten, ook al lijkt het op niets wat we ooit wensten.”

10 september 2010

De praktijk van zelfonderzoek

In zijn boek De leringen van Sri Ramana Maharshi (1985) geeft David Godman de nu volgende beschrijving van de praktijk van het zelfonderzoek.

“ Sri Ramana ried beginnelingen in zelf-onderzoek aan om hun aandacht te vestigen op het innerlijke gevoel van ‘ik’ en om dat gevoel zo lang mogelijk vast te houden. Hij zei hun dat als hun aandacht afgeleid werd door andere gedachten, zij terug moesten keren naar die bewuste ‘ik’-gedachte telkens wanneer hun aandacht afdwaalde. Hij raadde verscheidene hulpmiddelen aan in dit proces – je kunt jezelf afvragen: ‘Wie ben ik?’ of “Waar komt dat ik vandaan?’ – maar het uiteindelijk doel is om je voortdurend bewust te zijn van dat ‘ik’ dat verondersteld wordt verantwoordelijk te zijn voor alle activiteiten van het lichaam en de geest.

In de eerste stadia van de praktijk is de aandacht op het ‘ik’-gevoel nog een geestelijke activiteit die de vorm van een gedachte of waarneming aanneemt. Naarmate de praktijk van zelf-onderzoek zich ontwikkelt, gaat de gedachte ‘ik’ over naar een subjectief ervaren gevoel van ‘ik’. Als dit gevoel ophoudt zich te verbinden en te identificeren met gedachten en voorwerpen verdwijnt het volkomen. Wat overblijft, is een ervaring van zijn waarbij het gevoel van individualiteit tijdelijk heeft opgehouden te opereren.

De ervaring kan zich aanvankelijk met tussenpozen voordoen maar na herhaalde oefening wordt het alsmaar makkelijker om te bereiken en vast te houden. Als zelf-onderzoek dit niveau bereikt heeft, ontstaat er een moeiteloze gewaarwording van zijn waarbij geen sprake meer is van persoonlijke inspanning aangezien het ‘ik’ dat die inspanning verricht tijdelijk heeft opgehouden te bestaan. Het is geen Zelf-realisatie aangezien de ‘ik’-gedachte met tussenpozen weer de kop opsteekt, maar het is wel de hoogste vorm van praktijk van zelf-onderzoek. Een herhaalde ervaring van deze staat van zijn verzwakt en vernietigt op den duur de vasana’s (geestelijke neigingen) die er de oorzaak van zijn dat de ‘ik’-gedachte naar boven komt. Als de greep van die vasana’s voldoende verzwakt is, vernietigt de kracht van het Zelf de overgebleven neigingen zo volslagen dat de ‘ik’-gedachte nooit meer boven komt. Dit is de uiteindelijke en onomkeerbare staat van Zelf-realisatie”.

9 september 2010

Zelfonderzoek

Sri Ramana Maharshi (1879 – 1950) benadrukte keer op keer het belang van zelfonderzoek. Door voortdurend je aandacht te richten op de innerlijke beleving van ‘ik ben’, kun je ervoor zorgen dat de mind zich niet langer vastklampt aan allerlei gedachten en emoties, maar daarvoor in de plaats direct en standvastig in Het Zelf kan verblijven.

In een interview in het in 2008 door Premananda geschreven boek Arunachala Shiva, vertelt David Godman dat Sri Ramana een geliefde vergelijking gebruikte om de essentie van dit zelfonderzoek uit te leggen.

“Imagine that you have a bull, and that you keep it in a stable. If you leave the door open, the bull will wander out, looking for food. It may find food, but a lot of time it will get into trouble by grazing in cultivated fields. The owners of these fields will beat it with sticks and throw stones at it to chase it away, but it will come back again and again, and suffer repeatedly, because it doesn’t understand the notion of field boundaries. It is just programmed to look for food and to eat it wherever it finds something edible.

The bull is the mind, the stable is the Heart (or the Self) where it arises and to where it returns, and the grazing fields represent the mind’s painful addiction to seeking pleasure in outside objects. Sri Ramana Maharshi said that the most mind-control techniques forcibly restrain the bull to stop it moving around, but they don’t do anything about the bull’s fundamental desire to wander and to get itself into trouble.
Sri Ramana Maharshi likened Self-enquiry to holding a bunch of fresh grass under the bull’s nose. As the bull approaches, you move away in the direction of the stable door and the bull follows you. You lead it back into the stable, and it voluntary follows you because it wants the pleasure of eating the grass that you are holding in front of you. Once it is inside the stable, you allow it to eat the abundant grass that is always stored there. The door of the stable is always left open, and the bull is free to leave and to roam about at any time. There is no punishment or restraint. The bull will go out repeatedly because it is the nature of such animals to wander in search of food. And each time it goes out, it will be punished for straying into forbidden areas. Every time you notice that your bull has wandered out, tempt it back into its stable with the same technique.

Sooner or later even the dimmest of bulls will understand that since there is a perpetual supply of tasty food in the stable, there is no point wandering around outside, because that always leads to suffering and punishment. Even though the stable door is always open, the bull will eventually stay inside and enjoy the food that is always there.

This is Self-enquiry. Whenever you find the mind wandering around in external objects and sense perceptions, take it back to its stable, which is the Heart, the source from which it arises and to which it returns. In that place it can enjoy the peace and bliss of the Self. When it wanders outside, looking for pleasure and happiness, it just gets into trouble, but when it stays at home in the Heart, it enjoys peace and silence. Eventually, even though the stable door is always open, the mind will choose to stay at home and not to wander about.”

8 september 2010

Sat-chit-ananda

De kern van het gedachtengoed van Sri Ramana Maharshi is dat er slechts één werkelijkheid is die rechtstreeks door iedereen wordt ervaren. Deze ene, ondeelbare werkelijkheid is tegelijkertijd de bron en de ware natuur van alles wat bestaat. Ramana Maharshi gebruikte hiervoor meestal de benaming Het Zelf.

In zijn in 1985 geschreven boek De leringen van Ramana Maharshi noemt David Godman nog een aantal andere benamingen die Ramana Maharshi hanteerde. Één daarvan is de oude Sanskriet benaming: Sat-chit-ananda. Deze drie Sanskriet woorden betekenen letterlijk: zijn – bewustzijn – gelukzaligheid. Volgens Godman kun je deze benaming het beste vertalen met: “de gelukzaligheid van het je bewust zijn van het zijn”. Er is enkel en alleen nog maar het zijn; daarvan ben je je bewust en dat geeft je een gelukzalig gevoel.

Godman woont al jaren lang in de Ramanashram in Tiruvannamalai. Daar houdt hij zich onder andere bezig met het uitgeven van de teksten van Ramana Maharshi. Godman schrijft: “Sri Ramana leerde dat het het Zelf het zuivere zijn is, een subjectieve ervaring van ‘ik ben’ die verstoken is van het gevoel ‘ik ben dit’ of ‘ik ben dat’. Er zijn geen objecten in het Zelf, er is slechts een besef van zijn. Omdat dit besef bewust is, staat het ook bekend als bewustzijn. De directe ervaring van dit bewustzijn is, volgens Sri Ramana Maharshi, een toestand van ononderbroken geluksgevoel en dus wordt hier ook wel de term ananda of gelukzaligheid voor gebruikt om dit te beschrijven. Deze drie aspecten: zijn, bewustzijn, en gelukzaligheid, worden als een bij elkaar horend geheel ervaren en niet als afzonderlijke eigenschappen van het Zelf. Zij zijn onscheidbaar op dezelfde wijze als vochtigheid, doorzichtigheid en vloeibaarheid onscheidbare eigenschappen van water zijn”.

In de hindoefilosofie wordt de term sat-chit-ananda gebruikt om de kenmerken van Brahman te beschrijven. Brahman is de oorsprong van waaruit al het bestaande zich ontvouwt en waarin al het bestaande ook weer oplost. De gerealiseerde yogi ervaart de werkelijkheid enkel en alleen nog als een bewust zijn. De Indiase advaita-leraar Nisargadatta (1897-1981) kwam tot zijn inzicht in de werkelijkheid door - op advies van zijn leraar - enkele jaren achtereen zijn aandacht uitsluitend te houden bij “Ik ben”.

3 september 2010

De bijdrage van de stadsmonnik

Wat is de bijdrage van de stadsmonnik aan zijn omgeving? De Amerikaanse advaita-leraar Adyashanti (1962) zegt daarover in Het einde van je wereld:

“Wanneer we elk moment zien zoals het werkelijk is, zien we iets buitengewoons. We voelen geen noodzaak meer om van dit moment iets anders te maken dan het is, omdat het al bijzonder is. Wanneer we dit zien, hebben we de verdeeldheid in onszelf geheeld.

Onze grootste bijdrage aan de mensheid is onze bewustwording. Wij verlaten de bewustzijnstoestand waarin het merendeel van de mensen zich bevindt en ontdekken wie we werkelijk zijn, wie iedereen werkelijk is. Wanneer we dit doen komen we terug als een geschenk, als een pasgeborene. We zijn in zekere zin herboren.

Ieder van ons die tot de natuurlijke, eenvoudige, onverdeelde staat van zijn komt, levert een bijdrage aan alle levende wezens – zonder te proberen, zonder het als zijn verdienste te beschouwen, zonder het zelfs te weten. Deze eenvoudige, natuurlijke staat van zijn is niet beter of hoger dan iets of iemand anders. Het is slechts de natuurlijke staat van zijn. Het kan alleen ervaren worden wanneer we alleen maar zijn, op een bewuste manier.”

2 september 2010

Het leven van de stadsmonnik

De Amerikaan Adyashanti (1962) is één van de weinige advaita-leraren die ook spreekt over de situatie nadat je een glimp hebt opgevangen van wie je werkelijk bent. In zijn boek Het einde van je wereld zegt hij daarover:

“Het rijpen van de bewustwording is een heel grondige terugkeer tot onze essentie, tot de eenvoud die we zijn. Onze mind fixeert zich niet langer op welke ervaring dan ook. De neiging tot fixeren is bevrijd. Bewustzijn gaat niet opnieuw over tot identificatie met wat dan ook.

De reis naar bewust zijn is niet slechts de reis van het wakker worden, bevrijd zijn van het (kleine) zelf, en beseffen dat het leven zoals we dat kenden een droom was. Het is ook opnieuw het leven ingaan, weer afdalen van de bergtop als het ware. Verrassend genoeg wordt het leven bij terugkomst heel eenvoudig en gewoon.

We voelen ons niet meer genoodzaakt buitengewone momenten te ervaren. ’s Morgens aan tafel zitten en een kop thee drinken voldoet uitstekend. Theedrinken wordt ervaren als een volmaakte uitdrukking van de uiteindelijke werkelijkheid.

Verlichting gaat over in het gewone. We gaan ons realiseren dat het gewone buitengewoon is. Er is geen noodzaak van een ander, beter moment. Wanneer we dit moment zien zoals het werkelijk is, zien we iets buitengewoons. We voelen geen noodzaak meer om van dit moment iets anders te maken dan het is, omdat het al bijzonder is.”