23 augustus 2011

De Ziel en het Lied



Hazrat Inayat Khan (1882 – 1927), die in het Westen het soefisme introduceerde, was een begaafd musicus en mysticus. Hij noemde de stem de spiegel van de ziel. De mystieke betekenis van muziek verwoordde hij eens in dit gedicht:

De Ziel en het Lied

God maakte een beeld van klei
en vroeg de ziel
om dit binnen te gaan.
Maar de ziel weigerde
want het is haar natuur om vrij te zijn.

Toen vroeg God aan de engelen
om hun mooiste muziek te spelen
waardoor de ziel het lichaam binnen drong
om de muziek beter te kunnen beluisteren.

Men zegt dat de ziel
bij het horen van het lied
het lichaam binnenging.
Maar in werkelijkheid was dat lied
de ziel zelf.

18 augustus 2011

Siddharta

In mijn studententijd was ik gefascineerd door de roman Siddharta, die nobelprijswinnaar Herman Hesse in 1922 schreef. Siddharta is het verhaal van een Indiase brahmanenzoon die in de tijd dat ook Boeddha leefde, zijn leven wijdt aan het zoeken naar het ware zelf. Na vele omzwervingen, belandt Siddharta uiteindelijk bij de oude veerman Vasudeva. Deze leert hem te luisteren naar de rivier. De stroom van de rivier brengt hem uiteindelijk tot het inzicht in wie hij werkelijk is.
Jarenlang nam ik steevast de stukgelezen roman in mijn rugzak op vakantie mee. Op allerlei wonderschone vakantieplekken in de natuur probeerde ik het geheim van de rivier te ontdekken. Zou ooit het inzicht tot mij komen dat Siddharta aan de oevers van de rivier ontving? Voor mijn laatste verjaardag kreeg ik een nieuw exemplaar cadeau. De nu volgende passage uit het einde van de roman geeft de kern van de wijsheid van Siddharta weer:

“Siddharta luisterde. Hij was nu een en al luisteren geworden, ging er geheel in op, was helemaal leeg geworden, stelde zich geheel open, voelde dat hij eindelijk het luisteren in al zijn finesses beheerste. Het was waar, al vaker had hij dit alles gehoord, al die stemmen van de stroom, maar nu klonk alles hem als nieuw in de oren. Hij kon de stemmen in hun veelheid al niet meer van elkaar onderscheiden, de vrolijke niet van de klagende, de stem van het kind niet van die van de volwassen man, ze waren alle verwant aan elkaar, zowel de droeve klacht van het verlangen als de lach van de wijze, zowel de krijsende woede als het gesteun van de stervende, er bestond geen enkel verschil meer, alles was met elkaar verweven en verbonden, duizendvoudig verstrengeld. En dat alles tezamen, al die stemmen, al die bestemmingen, al dat verlangen, al dat leed, al die vreugde, dat alles was de stroom van al wat gebeurt, was de muziek van het leven.
En toen Siddharta geconcentreerd naar deze stroom, naar dit duizendstemmige lied luisterde, toen hij geen verdriet of gelach meer hoorde, zijn ziel niet meer aan een bepaalde stem bond, en met zijn ik daar niet meer in opging, maar alles hoorde, het geheel, slechts oor voor de eenheid had, toen bleek dat grote lied van die duizenden stemmen één woord te zijn, het OHM: de voleinding. (…)
Op dit ogenblik hield Siddharta op met het noodlot te vechten, hield hij op te lijden. Zijn gezicht bloeide op in het verlicht besef van dat weten, dat vrij is van driften en drijfveer, dat de voleinding kent, dat in harmonie is met de stroom van wat gebeurt, met de levensstroom, zich in lief en leed geheel aan de stroom heeft overgegeven, deel uitmaakt van de eenheid. ”